Schrif­te­lijke vragen inzake klimaat­ak­koord v2.0


Indiendatum: 3 apr. 2021

Geacht college,

Volgens de klimaatafspraken van Parijs moet Nederland uiterlijk in 2050 klimaatneutraal zijn. Het IPCC berekende dat landen met een grote broeikasgasuitstoot – zoals Nederland - al veel sneller door het budget heen zijn: om de opwarming met grote mate van zekerheid tot 1,5 graad te beperken moeten we in 2026 klimaatneutraal zijn en tot 2 graden in 2038. De gestelde doelen in het coalitieakkoord om klimaatneutraal te worden tussen 2030 en 2040 voldoen aan de internationale afspraken om in ieder geval de opwarming niet verder dan 2 graden te laten oplopen.

Bij de presentatie van het klimaatakkoord v2.0 schetste het onze verbazing hoeveel open einden er zijn. Zo worden alle scope 3-emissies (de helft van de uitstoot van de Zaankanters) niet meegenomen in de doelstellingen. Er ontbreekt een onderbouwing waarom dit niet meegenomen zou moeten worden in de zin van het coalitieakkoord dat streeft naar klimaatneutraliteit. Weliswaar wordt er genoemd dat scope 3-uitstoot met name beïnvloed wordt door de Rijksoverheid, maar een heel aanzienlijk deel kan Zaanstad ten minste op “meesturen”. Voorbeelden hiervan zijn de eiwittransitie, internationale (city)marketing en consumptie van goederen. Ook wordt er voor mobiliteit verwezen naar landelijke ontwikkelingen zoals elektrificatie, maar met kennis van de inhoud van het ZMP lijkt de groei in het autoverkeer te worden gefaciliteerd en is er nog geen connectie gemaakt met de RES hoe deze stroom precies opgewerkt moet gaan worden.

Ondanks de feestelijkheden die georganiseerd zijn rondom de presentatie van het klimaatakkoord daalde de feestvreugde bij ons al snel, doordat uit de doorrekeningen van het CE Delft blijkt dat het doorgerekende beleid niet afdoende is om in 2050 (!!) klimaatneutraal te zijn. En dat betreft alleen de scope 1 en 2-uitstoot. In het akkoord wordt er gesteld dat er nog veel onuitgewerkt beleid op stapel ligt dat niet is meegenomen in de doorrekening. Wij constateren dat het overgrote deel van de in het akkoord benoemde maatregelen uit reeds bestaand beleid zoals de RES, de WTV en het ZMP bestaat. Deze plannen zijn nog niet af, maar zoals eerder benoemd ontbreekt daar op een aantal vlakken de integrale visie. De resterende 41% van de scope 1 en 2- emissies in 2050 reduceren is daarom – naast de buiten beschouwing gelaten scope 3 - nog een forse opgave. Het woord “akkoord” lijkt ons daarom in deze context heel erg gek: het is meer een startdocument dan een plan waar Zaanstad op kan gaan varen de komende jaren. Na twee jaar praten zijn wij dan ook teleurgesteld dat er nu een document ligt met beleid dat nog zó ver van de benodigde uitstootreductie afligt.

Wij hebben daarom de volgende vragen aan het college:

  1. Waarom en door wie is er besloten scope 3-emissies buiten scope te laten als er een aanzienlijk deel wél door Zaanstad beïnvloed kan worden? Heeft het college hier een bewuste keuze in gemaakt?
  2. Hoe garandeert het college een integrale visie op het verband tussen productie en gebruik van energie? De RES en het ZMP liggen bij twee verschillende portefeuillehouders en hier lijken tegenstrijdige belangen te gaan spelen (met name als windstroomproductie niet gehaald kan worden binnen de RES en het ZMP wel voorsorteert op meer elektrische auto’s).
  1. Is het college geschrokken van de uitkomsten van het CE Delft?
  2. Hoe denkt het college de uitkomsten van de doorrekening onderbouwd te kunnen gaan

    verenigen met de coalitieafspraak om uiterlijk in 2040 klimaatneutraal te zijn?

  3. Is het college van plan een aanvullend pakket maatregelen te maken voor scope 3-emissies?

    Zo ja, heeft het college voldoende in beeld op welke gebieden zij wél kan sturen binnen deze

    emissiegroep?

  4. Wanneer kunnen we een aanvullend uitgewerkt plan verwachten waardoor Zaanstad alsnog

    kan onderbouwen dat het tijdig klimaatneutraal is?